Eerste Graaf van Loonstraat 6a – 5921 JC – BLERICK

1940

In de vroege ochtend werden we wakker door motorgeronk en ontploffingen die in Venlo plaats vonden. De brug was opgeblazen, we verkeerden in staat van oorlog.

Alle voorzorgsmaatregelen werden getroffen; keldergaten werden met zandzakken gebarricadeerd en toevoer van water en licht werden stopgezet. Nu moesten we maar afwachten wat er verder ging gebeuren.. O.L. Heer en St.Oda hebben Venray op wonderbaarlijke wijze beschermd.

Enkele dagen later trokken de eerste Duitse troepen door Venray.
In het begin van 1940 kwam de firma Hobart (keukenapparatuur) náar Venray, die in Rotterdam het bombardement had meegemaakt. Eind ’40 waren we met 156 kinderen, 112 patiënten, 7 mannen en 20 pensiongasten. De firma Hobart was dus zeker welkome hulp in de keuken.

1941
Voor het goed houden van vlees etc. vooral in de zomer, waren we blij met een nieuwe elektrische koelkast, en ook met de elektrische braadpan. Wat een uitkomst voor ons huis. Niet alleen voor het bakken van vlees, maar ook voor het koken van groenten, aardappelen en het bakken van pannenkoeken. In de oorlogstijd heeft het ons een grote dienst bewezen.

1942
De Stichtingsdag van onze Congregatie was dit jaar van bijzondere betekenis, we vierden gelijk het 100 jarig bestaan van onze Congregatie. Doordat het oorlogstijd was, werd het feest bescheiden gehouden, geen feestviering naar buiten, alleen in intieme familiekring. ’s Morgens een plechtige Hoogmis, en daarna een gezellig samenzijn. Op 4 november hadden we als afsluiting van het eeuwfeest nog eens een Plechtig Lof, waarbij de Heren Paters een souper werd aangeboden. Op 9 november kwam een Duitse instantie onze torenklok opeisen, met een man of 6 zouden ze dit klusje klaren, maar dat viel niet mee, en ze moesten weer onverrichter zaken vertrekken. De week erna verscheen nog eens een delegatie van de Duitse Overheid, met man en macht werd er gewerkt, om de klok naar beneden te halen. Na uren hard werken konden ze de na kilo wegende klok meenemen en met pijn in ons hart zagen we ze vertrekken, hopend dat de klok weer bij ons terug gebracht zou worden.

1943
De Paters Franciscanen moesten hun klooster aan de Duitse Autoriteiten afstaan. Drie van hen namen wij op. Van Duitse zijde werden de radiotoestellen opgeëist. Van heel Venray en omgeving +/- 700 waren er op onze zolder opgeborgen en de opslagplaats werd verzegeld en stond onder toezicht van de politie.

1944
Een jubeldag voor Moeder Hildegondis
Deze blijde dag in februari werd begonnen met een H. Mis door de Zeer Eerw. Zeergel. Heer Dr. Pater Ephrem, uit dankbaarheid voor al de gunsten en genaden, welke de jubilaresse Zr. Hildegondis , in de 25 jaar mocht ontvangen. De kapel was smaakvol ingericht.

Na de H. Mis kwamen de bloemen en cadeaus binnenstromen, blijken van dank en sympathie voor het vele goeds dat Moeder in Venray had verricht. Het waren voor Moeder en ons onvergetelijke dagen; dagen van vreugde, dagen die heel ons leven in onze herinneringen zouden blijven. Een grote teleurstelling was er; dat door de onrustige omstandigheden de familie er niet bij was, omdat ook wij zusters zo vaak de hartelijkheid van de familie ondervonden.

In februari kwamen we in het bezit van een rijtuig, wat ons, vooral in oorlogstijd, veel gemak en diensten heeft bewezen. Twee van onze knechts waren op pad gestuurd om een nieuw paard te kopen, ons andere paard had namelijk de schouder gebroken en was niet meer voor ’t werk geschikt.
In augustus moesten de Paters Franciscanen ook hun Gymnasium aan de Duitse autoriteiten afstaan. We namen toen 17 Paters en 10 Broeders op. Onze kinderen, die 28 juli op vakantie waren gegaan konden, wegens de oorlogstoestand, niet terugkeren en daarom was het mogelijk de Paters op te nemen.
Klooster Jeruzalem was tijdens de oorlog opslagplaats voor textiel van de Duitse Wehrmacht. Toen de Engelsen en Amerikanen Holland binnen vielen, vertrokken de soldaten hals over kop. Zoals verteld werd, wilden ze ofwel het klooster opblazen of in brand steken. Uit voorzorg kwam de brandweer met de auto en bleef enkele dagen en nachten op ons terrein. Dit moest geheim blijven omdat men erop uit was hun auto in beslag te nemen. Na een week moest de brandweer van schuilplaats veranderen omdat het voor hen niet meer veilig was. Ze waren nauwelijks vertrokken, of de Duitsers kwamen vragen naar de brandweer.

Op 5 oktober sloeg ’s morgens om 9 uur de eerste granaat in op de derde verdieping. De cel waar 4 zusters sliepen werd onbewoonbaar. Wonder boven wonder werd een zuster die op de cel verbleef, niet getroffen. ’s Middags kwam een granaat op het jongenshuis terecht. Een zolder werd totaal verwoest en enkele klassen in het schoolgebouw, gehavend. Mensen van buiten, die geen kelders hadden of door bommen en granaten van hun huis beroofd waren kwamen naar St. Joseph, zodat geen plaatsje meer vrij was. 10 dagen hebben we daar dag en nacht gehuisd. Bijzonder verdienstelijk hadden zich in deze dagen de paters, broeders en personeel gemaakt. Met inzet van hun eigen leven, onder het hevigste granaat vuur liepen, of kropen ze van het ene huis naar het andere om de bewoners van eten te voorzien. Onze 3 keukenzusters hadden al die tijd frontdienst verricht. Ondanks het aller-hevigst artillerievuur met granaatinslagen vooral op onze gebouwen en keuken, hadden zij iedere middag en avond gezorgd voor warm eten.

Op 12 oktober werd Venray gebombardeerd. Op deze dag begon tussen 10 en 11 uur het eigenlijke granaatvuur vanuit Overloon. Dat waren bange en vreselijke ogenblikken, maar voor ons was het geruststellend dat in alle kelders paters waren, die dikwijls de generale absolutie gaven.

Op 14 oktober werden we tegen de avond opgeschrikt door een grote brand op klooster Jeruzalem, In de kelders bevonden zich honderden evacueerden uit Overloon en Maashees. De brand noodzaakte deze mensen elders een onderkomen te zoeken. De hele dag werd er gevochten rondom Venray en granaten sloegen in, ook op onze gebouwen. Er werden ongeveer 50.000 granaten vanaf Overloon afgevuurd. Maar het hoogtepunt van alle verschrikkingen kwam ’s maandags.

De vechtende troepen waren tot op een afstand van 5-10 minuten genaderd. De mitrailleurs kogels ketsten tegen de muren. Een granaatregen kwam ononderbroken van ’s morgens 6 tot 11 uur over ons heen. De schoorsteen van de bakkerij viel door het dak van de kapel en het gevolg was een gat in de vloer. Een lichte bom vernielde het gewelf boven het priesterkoor, een andere sloeg een stuk uit de hoek van het trappenhuis van de afdeling van de kleintjes. Hevige tankgevechten werden geleverd in de straat achter onze tuin. ’s Middags tegen 12 uur werd de parochiekerk opgeblazen door Duitse troepen. We leefden in doodsangst.

In de loop van die week verscheen in een nacht onverhoeds een overvalcommando van Duitsers en haalden alle radio’s weg. Venrayse burgers hadden de opslagplaats kort voor de bevrijding nog verraden.
17 oktober bracht ons de bevrijding, maar ook nog vele angstige uren. Al in de vroege morgen verschenen een tiental Duitse soldaten die huis en tuin doorliepen en langs de kanten landmijnen legden. Kort daarna ontdekte personeel brand in de kamer. Met alle macht werd geblust en werden brandende voorwerpen naar buiten gegooid. Zodoende kon een ramp voorkomen worden.

Toen verschenen de eerste Engelsen, dat was een echte opluchting, na zoveel dagen van spanning en doodsangst. Die avond en de volgende dag liepen de Engelsen af en aan en brachten vaak een bezoek aan de kinderen. Nadat wij met Gods hulp en door Hem beschermd, die vreselijke dagen doorstaan hadden, moesten we toch nog alles verlaten en als balling heengaan.

Op 21 oktober verlieten de kinderen en patiënten Venray met onbekende bestemming. Moeder Overste en de schoolzusters gingen mee om te zien waar ze bleven. Want op alle vragen ‘waarheen’ was het antwoord; ‘er zal goed voor hen worden gezorgd’ Via Overloon Oploo — Boekel — Helmond ging de reis naar het kamp tussen Deurne en Liesel. Wat wij toen voelden was niet te beschrijven. Kort na de kinderen arriveerden ook de patiënten, van hen was een persoon overleden.

Toen moeder overste weer in Venray terug was hadden de zusters reeds alles gepakt, want ondertussen was het bericht gekomen dat de zusters ook moesten evacueren. Na een kort verblijf in het kamp, waar allen ingespoten werden met insectenpoeder werden wij naar Deurne getransporteerd. De kinderen waren daags van te voren in Petersburg (een oude villa) ondergebracht. De zusters kregen hotel de Zwaan aangewezen. En de patiënten het patronaat.

Een dergelijke evacuatie valt niet mee, temeer omdat we maar de aller noodzakelijkste bagage bijons hadden en lege huizen vonden. Aan de burgemeester van Deurne hadden we te danken dat wij In de week van 22-29 oktober een gedeelte van de inventaris van Venray en het vee mochten halen. Vier jongens van de ondergrondse, met geladen geweren op de schouders, begeleiden de auto’s. Wij waren blij dat we de burgemeester van Deurne konden helpen met enige bedden voor de noodvoorziening. Een andere dienst konden we bewijzen met het opnemen van 16 allerarmste en onverzorgde kinderen uit het geteisterde Neerka
nt.

Op 29 oktober waren er weer granaten gevallen. De Duitsers waren weer opgerukt tot Liesel en daarom was het bevel gekomen; gereedhouden tot een mogelijke 2de evacuatie. Gelukkig kwam er versterking en liep het toch nog goed af. Petersburg bleek al snel te klein voor alle kinderen. Daarom werde
n de 27 kleintjes in Lierop ondergebracht bij onze zusters.

Op 6 december bracht St. Nicolaas ons een aardig cadeau, dat bestond uit de toestemming dat vier personeelsleden naar St. Joseph mochten voor de wederopbouw.

Op 19 december sloeg ons weer de schrik om het hart door de aanzegging dat Petersburg ontruimd moest worden en dat gebeurde helaas op 21 december, en dat viel niet mee. De jongens werden ondergebracht in een blokhut bij het patronaat. Deze kleine ruimte was slaap- eet- en speelzaal en ze hadden daar veel kou geleden.
Kerstmis werd zo godvruchtig mogelijk gevierd. Ondanks alles was kerstmis 1944 toch gezellig.

1945

In januari werd de grootse taak weer hervat. Ze gingen met hun zessen, welgemoed, in Venray opnieuw beginnen. In de maand januari werd van verschillende zusters het bloed onderzocht
voor eventuele transfusies. Op 2 februari viel de beslissing van onze evacuatie naar België, dat was een donderslag bij heldere hemel. Het vertrek werd vastgesteld op 4 februari. Een dag zouden we in Eindhoven blijven en dan verder trekken naar Gent. Het beddengoed en noodzakelijke handbagage werd meegenomen.

’s Morgens tegen 9 uur kwamen de auto’s die ons van Deurne naar Eindhoven brachten. Na een reis van 3 uur kwamen we eindelijk op de plaats van bestemming aan en namen we onze intrek in de meisjesschool. Die ene dag, wat oorspronkelijk de bedoeling was werden 12 dagen. Ofschoon we in Eindhoven zeer goed verzorgd werden, hebben we daar toch ook zeer bange, zorgvolle dagen gehad. De kwestie van de Duitse zusters was nog niet helemaal opgelost. Er mochten immers geen Duitser
s naar België. De zusters zouden naar het interneringskamp in Vught, waar al enige zusters van Lent waren. Onze zorg en angst is te begrijpen. Goddank, zag Mgr de Zwart, met welke toewijding en liefde de Zusters voor de patiënten en kinderen zorgden en ze dus onmisbaar waren. Hij pleitte dan ook voor ons bij de Engelsen en na een grondig onderzoek kwam de eindbeslissing. We mochten bij elkaar blijven, wat een opluchting voor moeder en de zusters.

Op 14 februari (Aswoensdag) werd de Overste naar kantoor geroepen en werd haar medegedeeld dat we op vrijdag 16 februari om 11 uur, per trein naar een instituut in Gent (België) zouden vertrekken en we mochten bij elkaar blijven, ook in België. We kregen een aparte afdeling voor ons en nu waren eindelijk de grote spanningen gebroken. Voor de aftocht moest al het Nederlands geld tot op de laatste cent worden afgegeven. We bezaten dus geen rooie cent meer. Maar we zouden ondervinden, dat de Goddelijke Voorzienigheid ons inderdaad leidt. In ruil voor ons Nederlands geld kregen we enkele francs.

We gingen een onbekende toekomst tegemoet. Met vrachtauto’s en ambulances werden we naar het station gereden en kregen een hele trein voor ons alleen, wat waren we blij dat we in de trein zaten.
Van de Tommy’s kregen we nog wat blikken melk, biscuits enz. en in iedere wagon werd een bus met vers drinkwater gezet. Tegen 6 uur kwam Leuven in zicht. Hier wachtte ons een hartelijke ontvangst door leden van het Rode Kruis. De patiënten mochten in de trein blijven en we kregen allemaal een grote kop hete chocolade met Engelse biscuits en nog een grote kop erwtensoep. Dat deed goed na een dergelijke lange reis. Er was zelfs gelegenheid om met warm water en echte zeep de handen te wassen.

Een dokter met verpleegsters informeerden naar de zieken en gaven waar het nodig was tabletten enz. en verzorgden zelfs de wintervoeten. We hebben ons natuurlijk laten verwennen. Na een uur oponthoud gingen we weer verder en tegen 10 uur kwamen we in Brussel aan en om 1 uur ’s nachts kwamen we in Gent aan.
Op het station hadden ze ons niet meer verwacht, omdat we er al om 6 uur hadden moeten zijn. Het was een heel karwei om met de oudjes en zieken de trappen af tot in het station te komen. Toen begon de nachtelijke autorit door Gent, in vrachtwagens zonder zittingen. Na een half uur rijden door verschillende straatjes reden wij een grote kloosterpoort binnen. Het was, zoals we zagen bij de Zusters van Liefde (St. Anna Venray) Deze hadden daags van te voren een vleugel van hun huis, waarin 40 tot 60 gehandicapte meisjes verpleegd werden, moeten ontruimen en in een ander van hun eigen huizen moeten onderbrengen.

Toen ze zag dat we jongens bij ons hadden was het helemaal mis, want geen jongen mocht dit gebouw betreden. Pater Econoom sprak uit van militair gezag en toen mochten de jongens toch binnen. Onze hele bagage lag buiten op een grote hoop; binnen in het eerste lokaal lagen de bedden en matrassen; onze fiets was onderweg gestolen. Verder was ons huis helemaal leeg. Geen stoel, geen tafel, absoluut niets. We hebben eerst wat matrassen gelegd, opdat de patiënten en kinderen konden liggen. Te eten of drinken was er niet; we waren er ook te moe voor

Op 16 juni zijn alle evacués van Gent weer teruggekomen.