Na het Tweede Vaticaans Concilie veranderde langzaamaan het leven binnen de kloosters. Reglementair werden veel dingen soepeler aangepakt. De vorm van het gebedsleven werd persoonlijker. Als er iemand niet bij het officie was, werd daar bijvoorbeeld niets meer over gezegd. Zo ontstonden er andere gebruiken en grotere vrijheden, omdat eigen verantwoordelijkheid op de voorgrond kwam te staan.
Natuurlijk was niet iedereen het met deze gang van zaken eens. Voor de een ging het te snel en vond men dat met het badwater ook het kind werd weggegooid. Voor anderen ging het juist te langzaam. Zo kozen zusters ervoor hun eigen weg verder te gaan. Zij traden uit. Sommigen wilden een totale breuk met het verleden. Met anderen bleef het contact. Hartverwarmend was het voor ons bij het 150 jarig bestaan van de congregatie in 1992 te horen dat velen toch positief reageerden op onze vraag iets over hun ervaringen met de congregatie te vertellen. De uitspraken werden vermenigvuldigd. Zr. Johanni schreef in haar voorwoord: “Het doet ons goed te weten dat voor zoveel mensen het leven binnen onze provincie zoveel betekend heeft voor hun verdere leven”. En één zuster schrijft: “Het waren gezegende en rijke jaren. Daarna was contact en vriendschap blijvend.” De contacten werden bij dat feest verstevigd. Sindsdien komen we met een steeds kleiner wordende groep jaarlijks bij elkaar.