Mijn werk met vluchtelingen door Zr. Marita Pouwels.
Toen er in 1999 een einde kwam aan mijn bestuursfunctie in het generalaat in Münster en ik me in Cuyck huisvestte, moest ik een nieuwe invulling geven aan mijn leven. Een van de werkzaamheden die op mijn weg kwamen, was het contact met stichting “VONK ” in Boxmeer: Vluchtelingenwerk Opvang Nieuwkomers. Wat hield dit werk in ?
Nederlandse les geven.
In die tijd waren alle vluchtelingen verplicht 600 uren Nederlandse les op school te volgen. Dit was nodig om in de Nederlandse samenleving mee te kunnen komen en mee te kunnen functioneren. Na een bepaalde periode moest er een toets worden gemaakt om te testen hoever men de Nederlandse taal beheerste. Op school ben ik niet werkzaam geweest, maar wel privé. Degenen, met name moeders, die om psychische redenen of omdat ze nog hele kleine, soms zieke kinderen hadden en daarom de school niet konden bezoeken, konden met toestemming van de betreffende gemeente thuis les krijgen. Maar ook zij moesten na verloop van tijd, zoals iedereen, een toets maken om te peilen hoever hun kennis ging. Ik bezocht wekelijks twee families, waaronder een Bosnisch gezin om de moeder te helpen. Zij was nierpatiente en zo ziek dat ze helaas op 34-jarige leeftijd is overleden. De vader bleef met drie kleine kinderen in de leeftijd van 2, 7 en 9 jaar achter.
Sociaal-maatschappelijke begeleiding
· Regelmatig had ik contact met vluchtelingen om, vanuit een geleidelijk aan ontstane vertrouwensbasis, behulpzaam te zijn bij het integratieproces in de buurt, in het dorp, in Nederland. Dit was niet eenvoudig, gezien de totaal verschillende situaties en de cultuur van het land van herkomst. Dit vroeg veel tijd, geduld en begrip.
· Het afhandelen van talloze telefoontjes en het invullen van ingewikkelde formulieren, waar de vluchtelingen en soms zelfs wij, begeleiders, maar nauwelijks raad mee wisten. Steeds beter leerde men het gemeentehuis m.n. afdeling sociale zaken, het politiebureau en verdere instanties en instellingen van buiten en meer nog van binnen kennen.
· Begeleiden naar doktoren en ziekenhuizen, in het dorp, maar ook verder weg, in mijn geval tot in Rotterdam toe.
· Hulp verlenen in het bijbrengen van een soort ‘boekhouding’, zodat men meer zicht kreeg op de aanwezige financiën en men niet maandelijks op zwart zaad zat.
· Verzorgen van vervoer: korte en lange ritten o.a. naar een vakantiekamp in Leusden, waar de kinderen volop konden genieten van de prachtige omgeving en het omgaan met vriendjes. Zo’n rit loonde echt de moeite.
· Spontane bezoeken om het gevoel te geven, dat wij, ook als er geen problemen waren, vriendschappelijk, ongeacht kleur en nationaliteit, met elkaar wilden omgaan. Juist in zulke ongedwongen situaties kwamen de meest schrijnende verhalen op tafel.
Hulp voor de vrijwilligers.
· Om wat meer zicht te krijgen op het werken met vluchtelingen werden er in de regio maar ook elders in het land regelmatig cursussen aangeboden, waaraan wij gratis konden deelnemen.
· Verder hadden we elke eerste dinsdag van de maand vergadering, waarin naast de agendapunten ook ons verhaal aan bod kwam, wat erg belangrijk was.
· Zo nu en dan waren er contactavonden rond een bepaald thema. Hieraan waren dan discussies verbonden, die heel leerzaam waren.
· Ook waren er avonden, waarop vluchtelingen zelf aan het woord kwamen. Dit gebeurde op ludieke wijze, maar wel zo duidelijk, dat we later met de informatie maar ook de nodige vragen naar huis gingen.
· Zo nu en dan vonden er in het land georganiseerde bijeenkomsten voor vluchtelingen plaats, waarbij men ons als begeleiders graag aanwezig zag. Dit was voor ons een mogelijkheid te meer om de verschillende culturen nog meer te leren kennen. Het was interessant om te kunnen zien, hoe groot de cultuurverschillen onderling waren, maar ook, hoe open en hartelijk men, ondanks alle verschillen, met elkaar omging.
Terugdenkend aan deze periode, 1998 tot 2005, kan ik alleen maar zeggen, dat het voor mij een verrijkende en leerzame tijd was, waarop ik nog steeds dankbaar terugzie.