De activiteiten van zr. Marie Desiree Peulen in de Betuwe.
“Van verborgen leven in de schaduw van de kerk naar openbaar leven daarbuiten; van pastorie naar particulier wonen.” door zr. Marie Desiree Peulen. Na een periode van 22 jaar een min of meer verborgen leven te hebben geleid binnen de omheinde hoven van kerk, pastorie,(processiepark-)tuin en zondagsschuur – katholieke tegenhanger van de protestantse zondagsschool – kwam ik terecht op de openbare weg van de wereld daarbuiten.
Op dinsdag 4 oktober 1999 verhuisde ik vanuit de pastorie in de Grotestraat naar de daar pal tegenover gelegen Dr.D.M.van Londenstraat nr.3, loopafstand ± 150m.Daar werd me meteen al heel snel duidelijk dat de drempel van die tussenwoning op straatniveau letterlijk en figuurlijk een stuk lager was dan op de pastorie.In de loop van de 19de eeuw waren de principes van de Franse Revolutie “Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap”tot in de Nederlanden doorgedrongen. Toen hier de katholieke minderheid zich daardoor weer vrij mocht laten horen en zien, werd de pastorie met het hele kerkcomplex, op eerbiedige afstand en op een hoogte gebouwd met een statige op- en afrit. Toch was het daar voor iedereen altijd open huis.
Hoewel een deel van mijn werkzaamheden na mijn verhuizing gewoon door kon blijven gaan, had ik toen toch geen dagtaak meer aan de k’s van kerk-koor-katechese-keuken-koolhof-kippen, waarvan de laatste drie meteen al weg vielen. Die taakverlichting werd al gauw opgemerkt door mijn omgeving, zodat ik in diezelfde maand oktober’99 – op verzoek- al op volle toeren meedraaide in het tafeltje-dek-je-project van de Stichting Welzijn Neerijnen (SWON) en dat is nu, januari 2012, nog steeds het geval.
Een paar maanden later wist de SWON vanuit Waardenburg, op zoek naar invulling van een opengevallen plek in de cliëntenraad van het verzorgingshuis “Westlede” in Tiel, de weg te vinden naar mijn nieuwe adres in Varik, met het verzoek die plaats in te nemen.
Zo’n lidmaatschap verwacht persoonlijke inbreng en inzet ten behoeve van het maatschappelijk-sociaal welzijn van de bewoners en het ontwikkelen van gedachten en ideeën om tegemoet te komen aan wensen, vragen en klachten, met als enig doel het verwezenlijken van de verschillende voorstellen.
Toen “Westlede” met ingang van januari 2011 opging in “De Vier Gravinnen,” zonder keukenaccomodatie voor tafeltje-dek-je, verviel daarmee het bestaansrecht van die cliëntenraad en daarmee de bemoeienis van de SWON.
Het gevarieerd werkplan op de pastorie bood geen gelegenheid tot deelname aan het verenigingsleven in het dorp, zoals bijvoorbeeld de afdeling Varik en Heesselt van de Bond van Nederlandse Plattelandsvrouwen, hoewel ik daar van het begin af aan zijdelings bij betrokken werd. Elk jaar, tegen Kerstmis, komt het Kerstzangkoortje van ±15 dames weer tot leven om kleur en klank te geven aan de jaarlijkse Kerstavond voor ouderen, toegankelijk voor alle geloofsgemeenschappen.
Toen ik nog maar een paar jaar op de pastorie woonde en het koortje verlegen zat om begeleiding, ben ik ingegaan op het verzoek die taak op me te nemen. Dat heb ik tot Kerstmis 2011 met plezier en voldoening gedaan. Intussen ben ik al ruim 12 ½ jaar lid van “Vrouwen van Nu”.
Gedurende mijn moeizaam gewenningsproces van pastorie naar particulier wonen eind 1999, werd ik door een meelevend kerkbestuurslid uitgenodigd voor een Historische Kringavond in Ophemert. Ik voelde me een beetje een kat in een vreemd pakhuis, tot in de pauze iemand zich als vertegenwoordiger van de SWON kwam voorstellen om meteen het doel van die kennismaking uit te leggen: het bestuur zocht een nieuw redactielid voor hun kwartaalblad. Hoewel ik de uitnodiging daartoe op dat moment als verrassend en vererend heb ervaren, wist ik mijn enthousiasme ter plekke te beheersen en heb pas na het bijwonen van een redactievergadering toegezegd.
In het lentenummer van jaargang 2000 verscheen in mijn eerste kennismakingsartikel de volgende alinea: “Als uitwonend lid van de Congregatie van de zusters van de Goddelijke Voorzienigheid, die gave en goed, tijd en mogelijkheden dient aan te wenden tot Nut van het Algemeen en daardoor ook tot eigen voldoening, kan ik me geen zinvoller bezigheid voorstellen.” Sindsdien lever ik elke drie maanden een heemkundig, eigentijds, uit het leven gegrepen bijdrage aan het SWON-kwartaalblad. Voor informatie moet ik regelmatig op pad, wat mij in de loop der jaren met Betuwnaren van allerlei slag in contact heeft gebracht. Jong of oud, ze vertellen meestal graag over leven, werken, ervaringen en bezigheden en vinden het heel leuk om hun verhaal naderhand te lezen in het streekblad.
In die Historische Kring lag nog een andere pad voor me open. De legendarische dorpsdokter Johan van der Koppel heeft hier gedurende meer dan 50 jaar van de vorige eeuw, tot in de wijde omtrek naam en faam verworven als bijzonder sociaal- en maatschappelijk bewogen huisarts. Zowel hij als zijn vrouw, Maria van den Heuvel, waren afkomstig uit een vermogend Betuws boerengeslacht, beiden enig kind en als echtpaar zelf kinderloos gebleven.In het boek “Stille miljoenen van Rivierenland” lezen we over hen:
“Toen in 1995 het testament geopend werd, bleek het echtpaar meer dan tien miljoen gulden te hebben nagelaten. De rente van één miljoen daarvan moest besteed worden aan recreatieve doelstellingen ten behoeve van alle 65-plussers in Heesselt, Ophemert en Varik. De rest was bestemd voor medische doeleinden. Het echtpaar stond zelf bekend om zijn eenvoud en soberheid van leven. Om de gedachtenis aan dit altruïstisch ingesteld echtpaar in ere te houden, kwam toen het boek ”Koppeltekens” tot stand, met als ondertitel “Uit het leven van een markant doktersechtpaar,” uitgegeven bij de Twin Design bv. in Culemborg. Op verzoek van de toen opgerichte “Van der Koppel-Van den Heuvelstichting” heb ik daarvoor twintig verhalen over leven en werken van deze bijzondere mensen geschreven.
De Bond van Plattelandsvrouwen (Vrouwen van Nu) bood op onverwachte wijze een totaal andere manier tot maatschappelijk contact.
Ondanks de prettige en ongedwongen omgang met elkaar, heeft de overwegend protestantse gemeenschap toch een speciale kijk op het katholieke volksdeel, zeker waar het religieuzen betreft. Het is van de ene kant een zekere terughoudendheid en van de andere kant een merkwaardige interesse in doel en motivatie; men is vooral benieuwd naar energie-en inspiratiebron. Toen – intussen al jaren geleden – een of andere afspraak voor een avondvullende lezing niet door zou kunnen gaan, kwam het bestuur spontaan op het idee en daarmee de vraag of ik niet eens wat zou willen vertellen over het kloosterleven in het algemeen en over mijn eigen ervaringen in het bijzonder. Het was hier bekend dat ik twintig jaar in Utrecht in een ‘echt klooster’ heb gewoond en gewerkt. Daar wilden ze graag meer van weten. Om hun een plezier te doen, heb ik dat toen voor eigen, vertrouwde dorpsgenoten aangedurfd. De spontane reactie overtrof echter alle verwachting.
Aan de hand van aanschouwingsmateriaal ben ik toen de geschiedenis van het verschijnsel ‘kloosterwezen’ nagegaan, te beginnen bij woestijnvaders en kluizenaars en te eindigen bij leven en werken van mijn eigen congregatie. Voor het overwegend protestants gezelschap was veel van wat ik te vertellen had een openbaring en voor mij een verrassende ervaring met een onverwacht domino-effect op verschillende afdelingen “Vrouwen van Nu” of gemengde Soosclub en die lezingen vinden nog steeds plaats met een uitnodiging in het streng gereformeerd Ameide. Er wordt wel eens gezegd dat, zodra iets uit het straatbeeld verdwijnt, vaak uit onverwachte hoek de herwaardering komt…
Al met al ben ik er best trots op om op deze manier hier in de Betuwe mijn congregatie te mogen vertegenwoordigen.
Varik, 25 maart 2012