Het klooster waar wij destijds bijna allemaal zijn ingetreden, ligt in Steyl aan de Maas, een goede plek voor een rustig klooster. Ons klooster had iets van een kasteel. Het is, ook later, onder monumentenzorg gebleven.( Zie site 01: Wie zijn wij – Geschiedenis – Geschiedenis van Steyl). De keuze voor de congregatie werd bewust gemaakt; men koos voor de ene congregatie níet, voor een andere juist wél.
Tweemaal per jaar was er een intrededag, één in februari en één in augustus /september.
De interesse voor het kloosterleven kon nog groeien tijdens de eerste jaren van het kloosterleven, het noviciaat genoemd. Het was een tijd van kennismaking en verdieping, waarin ook les gegeven werd n.l. door de novicen-meesteres. Van het beroep dat men voorheen uitoefende, moest men, zeker tijdelijk, afstand nemen. Misschien kwam men na het noviciaat weer in dat werk terug: onderwijs, verpleging of huishoudelijk werk.
Het grootste deel van de intredingen bij ons kwam uit Brabant en Limburg en de leeftijd varieerde van 18-25 jaar met enkele uitzonderingen daaronder of daarboven.
Voor ons was Steyl het centrum van waaruit men na het noviciaat kon worden uitgezonden naar een klooster ergens in den lande of zelfs naar de missie in Indonesië, Malawi of Aruba. Het was ook de plek waar men voor een vakantie terecht kon als men in de missie werkte. En misschien kon het de plek worden om de oude dag door te brengen, hoewel spoedig zou blijken dat men dan beter elders terecht kon.
Bij binnenkomst in het noviciaat ging men aan alles meedoen: in de keuken, de wasserij, de kapel enz. De ambtszuster had een belangrijke functie bij deze inwijding. Vroeger werden de werkzaamheden praktisch allemaal verzorgd door de leden zelf. Later zouden steeds meer leken worden ingeschakeld voor de administratie, de verzorging en het huishoudelijk werk.Je leerde elkaar na de intrede in het klooster wel kennen of eigenlijk ook weer niet, want men praatte niet over thuis en over de familie; ook niet over zichzelf, tenzij bij de novicen-meesteres of de biechtvader.
Bezinning en gebed nam vanaf het begin van het kloosterleven een voorname plaats in: het persoonlijk zowel als het gezamenlijk gebed. Eén keer in de maand was er een stille dag, een recollectiedag. Ook op andere dagen was het wel stil, uitgezonderd tijdens de ontspanningstijd ’s middags en ’s avonds. De priester die aan het klooster verbonden was, verzorgde de H. Mis van alledag en ook de feesten van het kerkelijk jaar en de jubilea van de zusters.