Als jonge vrouw zocht zij haar weg in het leven. Ze vertelt: “Het uitgaan was toen anders dan nu. We woonden vlak bij het kanaal. Vaak konden we daar wekenlang schaatsen. Daar beleefde ik heel wat ijspret met andere jongeren en mensen van alle leeftijden. De jongens die te opvallend om mij heen draaiden heb ik maar netjes afgewimpeld”. Nee, flirten was niet haar favoriete bezigheid. Zij keek breder om zich heen. “Waar ben ik echt nodig en hoe kan ik voor andere mensen zorgen”?
Nadat haar taak in het huishouden volbracht was, sloeg ze haar vleugels uit en ging in 1948 voor de opleiding tot lekenverpleegster naar het ziekenhuis in Tegelen. Drie jaar later behaalde ze haar diploma-A en zij vulde dit aan met het diploma kraamverpleegster. Waarom deze keuze?
“Op de een of andere manier maakte de inzet van de zusters voor zieke mensen veel indruk op me. Daardoor groeide de overtuiging, dat ik het in deze richting moest zoeken, een sociale roeping die ik ook al van mijn ouders had meegekregen”. En ze ging verder. Op 29 augustus 1954 besloot ze om in te treden bij de zusters van de Goddelijke Voorzienigheid en ze koos de naam Marie- Jacqueline. Deze congregatie bezat toen al vijftig lagere scholen in Limburg, een Mulo en Kweekschool in Blerick en het ziekenhuis in Tegelen. In deze organisatie was er keuze genoeg om je te ontplooien. Zo kreeg zij muzikale vorming, leerde typen en huishoudkunde.
Als jong zustertje werd zij naar “Maria Roepaan” in Ottersum gestuurd. Daar was men net begonnen met de opvang en verzorging van zwakzinnigen. Zij vertelde:” Alles stond nog in de kinderschoenen. Veel moest nog uitgevonden worden. Zo stond ik soms urenlang het carrouselmolentje te draaien om de kinderen toch maar een leuke dag te bezorgen. Die tijd daar viel erg zwaar. Gelukkig duurde dat maar drie maanden”. Toen ging ze als verpleegster naar het ziekenhuis van Tegelen.