Interview met Riek van den Broek:
Mijn werkzaam leven bij de zusters van Blerick.
De parabel van de zaaier en mijn vertrouwen in de Voorzienigheid zijn leidraad geweest in de 51 jaar dat ik bij de zusters in dienst ben geweest.
Zuster Johannella die wekelijks mijn ernstig zieke moeder, reumapatiënt, verzorgde stelde mij voor om bij de zusters te komen werken. Er was een vacature. Moeder vond dat ik dat maar moest doen, hoewel ik pas 3 jaar huishoudschool af had.
Eigenlijk wilde ik niet. “Probeer het maar!” drong moeder aan en zo begon ik met mijn 15e jaar in het klooster en werd aangenomen door zuster Augustio. Ik werd te werk gesteld in de keuken. De ervaringen van de huishoudschool kwamen goed van pas.
Soms als er algemene feesten waren moest ik mee opdienen, maar “dat was niet mijn ding.” In de refter vond ik dat geen probleem, hoewel in het begin mocht dat ook niet. Toen was dit nog “Slot”. Dit was taboe voor leken.
De zusters vonden naarmate de tijd verliep dat ik het goed deed met gevolg dat ik overal werd ingezet. Het zaadje was op de goede grond gevallen.
Toen het “Slot” werd opgeheven hielp ik ook op de ziekenafdeling. In de wintermaanden heb ik zelfs de kamertjes van de zusters geschilderd samen met Willem Kaspers. Ik mocht daar nu ook komen als een zuster me om de een of andere reden nodig had.
Nabij de Horsterweg hadden de zusters boomgaarden waar ik met Willem in de tractor naar toe reed om samen met zusters appels en peren te plukken en te verwerken voor de inmaak en de diepvries. Hier liepen ook de varkens rond geschikt voor de slacht. Ik leerde het varkensvlees verwerken en balkenbrij maken. In de tuin van de zusters liepen kippen. Vóór dat die geslacht werden leerde ik ze kaal plukken. Een akelig karweitje. Niet veertje voor veertje maar “Kom eens hier Riek. Zo moet dat!” en de zuster pakte een hand vol veren en trok ze los. Al doende groeide ik door de jaren heen in al de soorten van werk en leerde ik veel. Het zaadje eenmaal gezaaid schiet op en wordt groter dan alle tuingewassen.
Rond 1970 begonnen de uittredingen en problemen met de jongere zusters. Ze kwamen bij mij in de keuken hun gedachten en gevoelens kwamen vertellen waar (nog) niet over gepraat mocht worden.
Want er veranderde veel. Zusters die uittraden of elders gingen wonen ging ik missen ook waar ik een goede band mee had. Maar ik had respect voor hun keuzes.
Circa 1995 ging door de afbraak van het klooster ook de keuken weg en werden we ontslagen. Daar was ik na al die werkzame jaren erg boos over. Maar ik kreeg een telefoontje van zuster Johanni dat ik zou blijven en aangesteld worden als leken-leidster…..! Dat was iets nieuws en het gebeurde zeer officieel. De zusters schreven op een blaadje, dat in de vorm van een ingekleurd boomblad geknipt was, wat ze mij als nieuwe lekenleidster toe wensten. Heel mooi. Toen ik dan uiteindelijk geïnstalleerd was, kreeg ik het boekje “Constituties” overhandigd. Het leek wel een soort huwelijk. Het was een onvergetelijke middag. Nu was ik een van hen en zo voelde het ook. De vogels konden zich nu in de schaduw van de gezaaide mosterdplant nestelen.
De verhuizing in 2000 naar de Graaf van Loonstraat had veel impact zowel mentaal als praktisch. Als leidster probeerde ik dat in goede banen te leiden op basis van vertrouwen. Mijn motto was “De Voorzienigheid zorgt” De zusters kwamen op de eerste plaats. Ooit kreeg ik te horen “Jij bent een echte ouderwetse moeder-overste” of “Eerst moest jij naar ons luisteren en nu luisteren wij naar jou! “ Dat waren grote complimenten.
Ik heb ook meerdere cursussen gevolgd in Nederlandse steden o.a. “Cursus voor leidinggevenden voor zusters in bejaardenhuizen” Daardoor ben ik anders gaan zien, voelen en begrijpen. En “Hoe leren we omgaan met elkaar?” “Hoe kunnen wij elkaar als leidster beter leren verstaan?” Verder volgde ik nog een cursus “Stervensbegeleiding” in “Kontakt der Kontinenten” te Soesterberg. Met bepaalde onderwerpen deed ik mee in rollenspelen om problemen bespreekbaar te maken. In de Franse Vogezen was ik aanwezig bij een bijeenkomst van verschillende congregaties van “Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid in Europa”. Ik was daar de enige leken-leidster. Er werd mij gevraagd om over mijn opdracht en ervaringen in deze functie te vertellen.
Al met al heb ik een mooie werkkring gehad. Ik ervoer de Goddelijke Voorzienigheid als een congregatie die veel contact had met de buitenwereld zoals de scholen, de ziekenhuizen en verpleging. Mijn eigen belevingen thuis en elders vonden eveneens gehoor en kregen aandacht van de zusters. Mijn huwelijk en doopsel van mijn dochter vonden in de kapel van de zusters plaats. Mijn wandelvakanties in de Alpen vonden gretig gehoor. Maar ook als er iets privé aan de hand was dan waren de zusters voor mij die boom waar ik me onder kon nestelen en geborgen voelde.
De congregatie zag ik in al die jaren van groot naar klein gaan. Het verlies van zuster, het verdriet, het inleveren. Maar door dit alles is er duidelijk voor mij het woord Vertrouwen uitgekomen: Vertrouwen in Godsvoorzienigheid. Hij zal er in voorzien.
Als leidster hebben jullie mij begeleid en laten inleven in de Congregatie waarmee ik een sterke verbondenheid voel. Daardoor ben ik gegroeid en geworden wat ik nu ben zoals “het zaadje dat op goede aarde viel”. De Voorzienigheid is voor mij: bescherming, elkaar vasthouden, behouden en houden van warmte, behaaglijkheid, beschutting, thuisgevoel.. Vandaar ook de afbeelding hiernaast: een beeldje dat ik ooit van jullie gekregen heb uit handen van zuster Veronique met de naam “Geborgen in Gods hand”.
Zo werkt Gods Voorzienigheid: Herderlijk, behoedend, richting wijzend, maar hen toch zelf hun weg laten zoeken. Ik voel me als leidster gegroeid en gedragen door jullie en ben er trots op dat ik bij de Goddelijke Voorzienigheid hoor. Ik hoop jullie fakkel verder te dragen.
Harry van Helden