Van habijt naar burgerkleding.
Van habijt naar gewone burgerkleding overgaan, was voor de zusters een hele beleving.
Zr. M.Antonine Bekx vertelt hoe zij dit ervaren heeft.
Mijn ervaring met ons habijt in de stad Rotterdam was: Veel bekijks door andere mensen bijvoorbeeld bij het boodschappen doen. Lopend door de stad met pratende mensen achter je: “Mama, zijn dat dominees?”of “Mama zijn dat pinguïns?” Ook in trein of metro was de afstand tot andere mensen groot, zodat men liever in een coupé ging zitten die nog vrij was. Niemand kwam bij je zitten. Men bleef liever staan ook als je zei: “Hier is nog plaats”. Omgekeerd was het ook zo. Ging je zitten in een coupé waar al mensen zaten, dan keken ze je aan en was er geen aansluiting of het ging zeer moeizaam. Dan voelde je je opgelaten. We waren blij dat er een verandering kwam, maar het was wel een hele beleving om het vertrouwde habijt los te laten. Het begon bij de kapper om de haren in model te laten knippen. Daarna zetten we wel weer de kap op; mooie haren onder de kap en zo naar huis toe! Later naar een kledingzaak: zoeken, passen, vragen naar elkaar toe: “Staat het mij, kan ik dit dragen, is het niet te licht, niet te opvallend”? We waren nog te onzeker met alles, bijvoorbeeld als het ging om een mantel of een mantelpakje. Jurken moesten nog met lange mouwen zijn. We hadden één geluk: met ons zessen konden we na sluitingstijd naar de kapper en de kledingzaak. Zo voelden we ons vrijer en de mensen waren heel aardig om ons te helpen en goede raad te geven.
Toen kwam de vraag: Wanneer vertonen we ons in burger? Het moment van afstand nemen van ons habijt en het beginnen met lekenkleding gaf een heel raar gevoel. De leidsters en de kinderen van het kindertehuis waar wij werkzaam waren, waren erop voorbereid. We kwamen met ons zessen te voorschijn in onze nieuwe dracht. Eerst keken ze ons vreemd aan en daarna kwamen de reacties. We waren er gauw aan gewend en voelden ons in deze dracht prettiger, zeker als we in de stad boodschappen gingen doen. Toen volgde in Venlo een bijeenkomst vanuit de congregatie. Wij waren de eersten die deze stap hadden gezet, dus was er veel bekijks en waren er veel vragen en ook was er wel kritiek. Velen vonden het mooi en zo is het verder gegroeid. Achteraf zijn we heel blij met deze verandering en niemand die deze stap gezet heeft, wil nog terug. Ook zo kunnen we ons religieus leven goed uitdragen, in ons zijn. Ik heb dat wel gemerkt aan vragen in de winkel: “Mag ik u vragen bent u religieuze?” Op de vraag:”Hoe ziet u dat?” wisten ze geen antwoord. Voor mijn gevoel staan we nu meer tussen en dichterbij de andere mensen. We krijgen een maandbedrag, moeten zelf voor kleding en reisgeld zorgen en voor alles wat we verder nodig hebben. Het is nu eigen verantwoordelijkheid dragen en telkens zelf een keuze maken. Als ik mooie kleren zie of andere dingen die zeer prijzig zijn, dan vraag ik me af: “Heb ik dit nodig of kan ik dat wel doen?” Ieder mag een begroting maken: “Wat heb ik komend jaar nodig?” Het was in het begin niet eenvoudig om met geld om te gaan en ermee uit te komen. Ieder is vrij dit zelf in handen te nemen. Ik voor mij vind het prettig zelf de verantwoording te nemen en zelf de keuze te maken hoe ik mijn religieus zijn beleef.