Mijn eerste plaats was in de keuken in Steyl in hetzelfde huis als het noviciaat wat dus geen grote overgang was, want als novice hadden we al vaker hulp geboden in de keuken.
In die keuken werden ± 200 maaltijden bereid voor bejaarde zusters zowel als voor de zusters die nog werkzaam waren op verschillende plaatsen in huis en in het noviciaat. Als er retraites waren, en dat gebeurde verschillende keren per jaar, waren er 40 à 50 personen meer. Als novice stond je destijds als hulp in de keuken; nu had je de verantwoording voor wat je klaar maakte. We waren met z’n drieën in de keuken en ieder had er een taak. Samen maakten we het menu en zorgden dan bij toerbeurt voor het vlees, de groenten , de soep en het nagerecht. De inmaak deden we samen; dat was een drukke tijd, maar we werden daarbij door verschillende van de bejaarde zusters geholpen. Bij het klooster hoorde een boerderij en een bijzondere zorg was wel het vlees dat verwerkt moest worden.
We werden verwacht bij de gemeenschappelijke gebedsoefeningen, H. Mis, brevier en meditatie te zijn, terwijl je voor andere oefeningen zelf de tijd mocht bepalen. Dit te combineren met het werk, was niet altijd gemakkelijk: keuzes maken en overleggen met je medezusters in het werk. Hier gold: samen ben je sterk; men vond een weg en iedere dag was er eten op tafel. Het overleg werd later werkbespreking genoemd en nog later teambespreking.
Voor de zusters in huis was er van 14.00 u – 15.00 u recreatie waaraan men zo mogelijk deel moest nemen; als het niet mogelijk was, werd dit met de reden erbij meegedeeld aan de overste. Ook kwamen er in de recreatietijd wel zusters helpen in de grote keuken of in de groentekeuken; daarbij mocht dan wel gepraat worden.
Door de dag was er stilzwijgen, wat in de keuken niet altijd mogelijk was, wat we dan als voorrecht zagen van de keuken.
Eén keer per maand hadden we nachtelijke aanbidding op door het bisdom vastgestelde tijden. Zo ook was er een eeuwigdurende rozenkrans, ook één keer per maand ( Dan moest onafgebroken de rozenkrans gebeden worden, dag en nacht). De zusters waarschuwden elkaar als het tijd was om afgelost te worden, telkens na een uur. Dit was niet altijd makkelijk en stoorde ook je nachtrust, terwijl de volgende dag het werk weer gewoon doorging. Het gebeurde wel dat de overste zei dat je niet mocht opstaan vanwege de drukte in de keuken of omdat het teveel voor je werd. Zij zorgde wel dat het bidden toch doorging. Ook gebeurde het wel dat een medezuster je niet waarschuwde en zelf nog een uur bleef bidden; dat had men voor elkaar over. En inderdaad voelde men soms ook dat het teveel werd. Van de andere kant vond men het jammer als men niet kon meedoen aan het gemeenschappelijk gebeuren.
Zo kwamen er nog meer veranderingen in je leven. Ik werd gevraagd om, in gehoorzaamheid, elders in de keuken te gaan werken, waar de nood op dat moment het hoogst was. Zo heb ik verschillende keukens gehad, voor verschillende groepen: bejaarden, geestelijk en lichamelijk gehandicapten en een internaat.
Het latere samenwerken met leken: meisjes, koks en leerling-koks was een heel leerzame ervaring en een grote overgang waarvan ik nooit spijt heb gehad. Eerst in een keuken met rust en stilte, wat ook zijn betekenis had, en nu in een keuken waar veel gepraat werd en waar de hele dag de radio aan stond. We leerden er veel van elkaar en bleven bij de tijd. Zo groeiden we, na de proeftijd van het begin, weer terug in de gewone wereld; een nieuw leven van geven, delen en werken en er te zijn voor anderen.
Het gemeenschappelijk gebed werd ’s morgens en ’s avonds gedaan. Het vinden van tijd voor het persoonlijk gebed en zorgen dat er ook tijd overbleef voor jezelf was niet altijd makkelijk. Toch moest men op z’n hoede zijn om het gebedsleven en de stilte niet te verwaarlozen. Je vindt er kracht en steun in voor je leven en voor de taak waar je voor staat op de plek waar je leeft en werkt. Ik kan niet zonder het gebed; het maakt me gelukkig in mijn kloosterleven en ik voel me er prettig in. Ik ervaar kracht in Hem, door mensen heen. Ik vertrouw en geloof in de Goddelijke Voorzienigheid en wil mijn weg gaan als lid van deze congregatie.