In de tweede helft van de jaren vijftig werkte zuster Marie Jacqueline in het Tegelse ziekenhuis. Zij vertelde: “Het ziekenhuis was van de congregatie en bestond uit een communiteit van zeventig zusters. Het ritme van het ziekenhuis was nog goeddeels geënt op de dagorde van het kloosterleven. Moeder overste regelde alles. Dan kwamen eerst de lekenverpleegkundigen en vervolgens wordt het ziekenhuis omgedoopt tot een “stichting”, waardoor de religieuzen plotseling “werknemers” worden die zelfs recht kregen op vrije dagen. Een ongekende luxe die ik dankbaar aangreep om mij door studie nog verder te ontwikkelen”.
Van haar overste kreeg ze alle ruimte. Op die vrije dagen ging zij in 1958 naar het Radboudziekenhuis in Nijmegen om de stafopleiding tot afdelingshoofd te volgen. Later ging ze weg uit het ziekenhuis en volgde in Amsterdam de opleiding tot sociaal psychiatrisch verpleegkundige en de HBO-opleiding maatschappelijk werk. Een hele mondvol. De samenleving vraagt immers kundige mensen die de zwakkeren goed vooruit kunnen helpen!
Naast deze verschuiving van visie op het burgerlijk leven, vond gelijktijdig een geloofsontwikkeling plaats.”De geest van het concilie maakte je als religieuze zelfbewuster. Gespreksgroepen in de communiteit en het je bewust worden van je eigen verantwoordelijkheid komt ook tot uitdrukking in de kleding van de zusters”. De forse habijten en kappen werden bescheidener en er volgde een scala van verscheidenheid in de religieuze dameskleding tot het dragen van vrolijke bloemenjurken toe. Daarbij kreeg hetwoord “roeping” in het uitoefenen van een “beroep” tevens een duidelijke status in de samenleving.
Met een aantal diploma’s in haar handtasje, met nieuwe inzichten in haar hoofd en met de beste bedoelingen in haar hart stapte ze in 1972 binnen de wereld van het Riagg ( Regionaal Instituut Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg) Westelijke Mijnstreek te Sittard. Ze zat nu ver weg van haar eigen communiteit De Wylderbeek te Venlo. Maar geen nood: bij de zusters Ursulinen in Sittard was nog een plekje voor haar vrij. In het weekend ging ze naar haar eigen communiteit. Toen later het klooster van de Ursulinen werd opgeheven, kreeg ze van haar overste het advies om haar eigen plekje te zoeken, een teken van grote vooruitgang in de beleving van het religieuze leven.
Ze vond haar eigen stekje in Geleen-Zuid. Sinds haar aanstelling bij het Riagg stond zij daar op de loonlijst als “mevrouw J. van Lier, sociaalpsychiatrisch werkster”. De doelstelling van het Riagg werd als volgt beschreven: De stichting stelt zich als organisatie van particulier initiatief verantwoordelijk voor een goede hulpverlening op het gebied van geestelijke gezondheidszorg aansluitend aan de behoeften van de bevolking in het werkgebied.
Dat was geen kleinigheid!
In deze functie heeft ze in de loop der jaren alle hoeken en gaten van maatschappelijke noden leren kennen. “Ik deed het heel graag, maar ja, soms ging er ook wel eens iets mis”, gaf ze toe.”en dan was het moeilijk en waren we het niet altijd met elkaar eens. Zoiets komt ook voor en dat moet je maar op de koop toe nemen”. In haar werk was het geloof en het religieuze leven haar voortdurende voedingsbodem om goed met mensen om te gaan. Aan de intensieve beroepsmatige arbeidsjaren kwam in 1985 een einde toen zij zelf ontslag nam.
Men wenste haar toe dat ze vanaf dat moment meer aandacht kon besteden aan andere activiteiten. Die waren er al lang, zoals in de parochie.
Vanaf 1975 was ze al op vele fronten als vrijwilliger bezig in de parochie Pastoor van Ars. Nu kon ze zich nog intensiever voor de parochie inzetten. Op de UTP in Heerlen behaalde ze haar MO-A theologie. De pastors in de parochie gaven de gelovigen alle ruimte in het parochiewerk en stimuleerden met name de inzet van vrouwen op alle gebieden. Zo verzorgde zuster M.Jacqueline Woord-Communievieringen en avondwaken in de parochie en in enkele verzorgingshuizen.
Ook was ze missionair intensief bezig om haar bijdrage te leveren aan wereldwijde ontwikkelingshulp. Een geliefd project was de jaarlijkse Jandaia-markt in de parochie. Deze was helemaal gericht op haar broer Wim die als Passionist Gulielmus heette en werkzaam was in Brazilië. Daar heeft ze hem ook een paar maal bezocht. Op 29 juni 1994 is hij daar overleden. Vanaf 1977 tot 2006 heeft dit project met veel voldoening in de Pastoor van Ars standgehouden.
“Maar ja, hoe gaat dat? De laatste jaren zijn er bijzondere ontwikkelingen in de parochie gaande. Samenvoegingen van parochies maken het allemaal ingewikkelder en afstandelijker. Daarbij komt nog de zogenaamde nieuwe visie en het beleid op liturgisch en pastoraal gebied. Voor mij en voor velen is dit een terugval in de ontplooiing van kundigheden van de gelovigen. Zo worden vrouwen en alle leken teruggedrongen in hun vroegere positie van onmondige gelovigen. Nee, bij dit beleid voel ik me niet meer zo goed thuis”.