Communicatie met buitenlandse vrouwen door Zr. Virgo Barkey.
Na mijn pensionering vanuit het onderwijs heb ik als zuster van de Goddelijke Voorzienigheid een aantal jaren les gegeven in de Nederlandse taal aan enkele buitenlandse vrouwen. Daarvoor fietste ik 2 keer in de week naar het Rode Kruisgebouw in Belfeld.
Er kwam een aantal vrouwen afkomstig van verschillende landen met hun eigen religies. Van enkele Marokkaanse vrouwen merkten we hun Islamitische geloofsovertuiging. Enkele keren werd een eigen gebedsmatje meegebracht en deed de een of ander op een onopvallend plekje heel ingetogen een middaggebed. Tot die groep behoorden twee 50-jarige vrouwen, de anderen waren tussen de 20 en 30 jaar. Die jongeren brachten hun baby of peuter mee naar de les. Anderen kwamen uit Somalië en Bosnië, ook Islamitische of Mohammedaanse vrouwen. Die vond ik allemaal zeer vroom. Christinnen waren de 2 mooie vrouwen uit Zwart-Afrika: Liberia en Rwanda. Zij hadden veel leed en geweld ondergaan.In hun thuisland hadden zij Engels of Frans geleerd. Weer anderen kwamen uit Thailand en Sri-Lanka. Deze Aziatische vrouwen deden hun best om aan Boeddha’s idealen te beantwoorden. Deze vrouwen waren geen analfabeten.
Bij iedere les lasten we een koffiepauze in en vermaakten ons daarbij best. Handen en voeten moesten flink meepraten als we elkaar wilden begrijpen. Een woordje Frans of Engels hielp wel een beetje. Met wat raden en aanvoelen lukte het om contact met elkaar te krijgen. Dat aanvoelen was voor de Berbervrouwen belangrijk. Tot op zekere hoogte bediende ik me bij hén van een “taal des harten”.
De Marokkaanse vrouwen waren bij de lessen Nederlands speciaal aan mij toevertrouwd. Ze beseften dat ze nodig wat redzamer moesten worden in onze samenleving. Gelukkig dat er in Nederland al goed uitgewerkte methodes bestonden, die wij konden gebruiken. In de koffiepauze bleek duidelijk dat zij grote eerbied hebben voor “de profeet Jezus” en ook voor Boeddha en diens levensleer. Ze lieten altijd waardering blijken als ze ervoeren dat ook andere vrouwen God willen eren en een goed mens willen zijn. Zij hielden zich aan de werkelijke of vermeende voedings- en kledingsvoorschriften van de Koran. Hun voorgeschreven gebeden verwaarloosden ze geenszins en in de vastenmaand kon niemand hen verleiden om iets te eten of te drinken. Aan mij vroegen deze vrouwen dan ook wel eens of ik ook vastte. Dan moest ik bekennen: “Nee, echt vasten zoals jullie dat kunnen, dat speel ik niet klaar. Dan zei ik hen ook, dat in ónze “vastentijd’ heel veel personen en gezinnen een flink geldbedrag afstaan voor de noodlijdenden op de hele wereld. Dat laatste was dan weer een punt van herkenning tussen hen en ons.
Mijn leerlingen verwachtten van mij ook een vrome levenshouding en ik hoop dat ze die ook hebben ervaren. Volgens mij was het deze levenshouding, waardoor we ons zo van harte met elkaar verbonden voelden. De communicatie met woorden was en bleef moeilijk. Een communicatie der harten was er wel. Als zuster van de Goddelijke Voorzienigheid is er in mij het verlangen dat de mensen met wie ik in contact kom ervaren dat ik welwillend en waarderend met hen samen leef en dat ik mij soms kan inleven in datgene wat hen ter harte gaat.